zaterdag 31 maart 2012

Toepassingskaart 2 - Interview met mentor

    SFEER
      1.    Ben je tevreden over de sfeer in jouw groep?
Over het algemeen wel ja.
2.    Waarop baseer je dit oordeel?
De kinderen hebben vrijwel allemaal vervelende ervaringen opgedaan op vorige scholen. Het feit dat ze nu goed met elkaar om kunnen gaan en het leuk met elkaar kunnen hebben, is voor mij een teken dat ik tevreden kan zijn over de sfeer.
3.    Indien de groepssfeer als positief ervaren wordt, hoe houd je de sfeer in stand?
Ik hou de sfeer in stand door regelmatig met de kinderen (in de groep en individueel) te praten over hoe zij de sfeer in de klas ervaren en welke dingen er eventueel veranderd kunnen worden.
4.    Welke kinderen kunnen op den duur een negatieve invloed krijgen op de sfeer in de klas?
S. en D. zijn allebei erg druk. Vooral D. is vaak aan het uittesten hoe ver hij kan gaan. Als hij te ver door kan gaan, neemt hij andere kinderen mee in zijn gedrag.

RELATIE MET DE KINDEREN
5.    Met welke kinderen heb jij een goede relatie?
Eigenlijk heb ik met bijna alle kinderen een goede relatie.
6.    Met welke kinderen laat die relatie te wensen over? Waarom?
Met L. en B. laat de relatie nog wel eens te wensen over. Dit komt omdat ik het moeilijk vind hoogte van hen te krijgen. Ook met F. heb ik hier soms moeite mee. Hij blaast dingen erg op en geeft mij daar soms de schuld van. Dit zorgt ervoor dat de relatie soms wat moeizaam loopt.

RELATIES ONDERLING

7.    Welke kinderen gaan plezierig met elkaar om?
Eigenlijk gaan alle kinderen plezierig en leuk met elkaar om.
8.    Welke kinderen hebben voortdurend of vaak problemen met elkaar?
S. wil nog wel eens problemen hebben met sommige kinderen, maar dit is niet vaak.
9.  Is er sprake van duidelijke groepsvorming in de groep? Zo ja, hoe is de relatie tussen die groepen?
Er zijn wel wat groepjes in de groep, maar alle losse groepen gaan wel op een leuke, plezierige manier met elkaar om. Ook staan de groepjes niet echt vast, een paar kinderen hangen er een beetje tussenin en horen eigenlijk bij meerdere of zelfs alle groepjes.
10.  Welke kinderen zijn duidelijk eenlingen in de groep? Hoe proberen zij in de groep te komen?
N. is echt een eenling. Hij doet ook niet echt moeite om in de groep te komen. Nou zit hij pas net bij deze groep (sinds de kerstvakantie), dus misschien dat dat nog gaat veranderen. Ik zorg er wel eens voor dat hij bijvoorbeeld in de pauze mee doet met een spelletje, maar meestal heeft hij hier zelf niet echt zin in. Het is overigens niet zo dat de groep niet wil dat hij mee doet, maar het is echt dat hij het zelf niet wil.

DE GROEP
11.  Met welke omgangsregels heeft de groep geen moeite?
De kinderen gaan bijna altijd op een goede, leuke en respectvolle manier met elkaar om.
12.  Met welke omgangsregels heeft de groep juist wel moeite?
Sommige kinderen zijn erg druk en hebben moeite niet overal doorheen te praten.
13.  Hoe is de groep als jij er niet bent?
De groep is erg van het uittesten. Sommige kinderen doen altijd wel goed mee, maar er zijn er een paar die het geweldig vinden bij een nieuwe leerkracht te kijken hoe ver ze kunnen gaan.
14.  Hoe gaat de groep met elkaar om in de pauze?
De groep speelt in de pauze buiten en dat eigenlijk altijd goed. Natuurlijk is er wel eens een ruzietje, maar dat hoort er ook bij.
15.  Hoeveel tijd besteed je ongeveer in één week aan sociaal-emotionele activiteiten?
We besteden vrij veel tijd aan sociaal-emotionele ontwikkeling. Hier is natuurlijk ook wel tijd voor, omdat deze kinderen minder lang bezig zijn met de basisvakken. Op vrijdag staat sowieso ruim een uur ingepland voor Leefstijl. Daarnaast besteed ik vaak nog wel eens per week extra tijd aan de sociaal-emotionele ontwikkeling, dus dan komen we op twee keer per week. Verder natuurlijk nog als er iets gebeurd is binnen de klas waar echt even aandacht aan besteed moet worden.
16.  Zijn de activiteiten van tevoren gepland of ontstaan die spontaan naar aanleiding van gebeurtenissen of incidenten in de klas?
De Leeftstijl les op vrijdag is gepland. Daarnaast besteed ik vaak nog eens per week aan de sociaal-emotionele ontwikkeling, maar dit is geen vast moment. Verder inderdaad nog bij spontane situaties, als er wat gebeurd is.

ALGEMENE LEERPRESTATIES (zie bijv. resultaten van leerlingvolgsysteem)
17.  Hoeveel kinderen zitten er in de klas? (bij combinatieklassen de verdeling erbij zetten)
Negentien leerlingen. Vijf in groep 4, negen in groep 5 en vijf in groep 6.
18.  Hoe is het algemene ontwikkelingsniveau in de groep?
Het algemene ontwikkelingsniveau is erg hoog. Het is een hoogbegaafde klas, dus wat betreft de cognitieve ontwikkeling en leerprestaties zit het over het algemeen wel goed.
19.  Hoeveel kinderen presteren beduidend boven dat niveau?
Er zijn drie kinderen die er wel echt bovenuit steken. Maar ze zitten allemaal boven het gemiddelde niveau.
20.  Hoeveel kinderen presteren beduidend onder dat niveau?
Er zijn een paar kinderen die met spelling onder het gemiddeld niveau zitten.
21.  Hoe is daarbij de verhouding tussen de prestaties bij (begrijpend) lezen, spelling en rekenen?
Met rekenen gaat het bij alle kinderen goed. Bijna alle kinderen werken met plustaken en allemaal werken ze regelmatig met rekentijgers. Wat lezen betreft zitten de meeste kinderen op of boven gemiddeld niveau. Twee kinderen zitten eronder. Bij spelling zijn er vijf kinderen  die onder het gemiddeld niveau presteren.

ORGANISATIE
22.  Zijn de kinderen in staat tot zelfstandig werken? Ben je daar tevreden over?
De meeste kinderen zijn zeker in staat tot zelfstandig werken. Ze werken allemaal met een weektaak en de meesten weten goed wat ze moeten doen en krijgen het ook op tijd af. Sommige kinderen hebben problemen met tempo en krijgen het niet altijd af. Zij moeten hier nog wat aan werken. Toch ben ik over het algemeen wel tevreden.
23.  Ben jij in staat de zwakkere leerlingen tijdens het zelfstandig werken adequaat te begeleiden? Hoe is die hulp georganiseerd?
Vaak ben ik hier wel toe in staat ja. Er zijn in deze klas niet veel zwakke leerlingen, dus is het eenvoudig even wat extra aandacht te geven aan spellingzwakke kinderen. Aan het lezen werken we buiten het zelfstandig werken om, dus aan die zwakke leerlingen geef ik buiten het zelfstandig werken om extra aandacht.
24.  Zijn er al kinderen in de groep met een eigen leerlijn? Hoe worden die begeleid? Is die begeleiding voldoende in jouw ogen?
De kinderen werken allemaal met een zelfde weektaak per groep. Wel is er één kind uit groep 4 dat met rekenen mee doet met groep 5. Maar omdat het een hele groep is met alleen hoogbegaafde kinderen, krijgen ze allemaal uitdaging en hebben ze daar geen eigen leerlijn voor nodig. Wel zijn er kinderen die wel aan plustaak doen met rekenen en kinderen die daar niet aan doen.
25.  Hoe worden de leerlingen die erg snel zijn en erg goed presteren opgevangen? Zijn jij en de kinderen daar tevreden over?
De kinderen in deze klas presteren allemaal goed. Er zijn altijd wel eigen onderzoekjes gaande binnen het eigen project. Kinderen die klaar zijn met hun werk kunnen daar altijd mee aan de slag. Toevallig is er vorige week gepeild of kinderen tevreden zijn binnen deze klas en met de hoeveelheid en het niveau van het werk. Daar kwam uit dat ze over het algemeen tevreden zijn. Zelf ben ik er ook tevreden over.

OVERZICHT SPECIFIEKE BEHOEFTEN
26.  Welke leerlingen in de groep hebben specifieke behoeften? Op welke gebieden? (leerprestaties, gedrag / werkhouding)
Wat betreft gedrag hebben S. en D. specifieke behoeften. Zij hebben af en toe een rustmoment nodig. Om die reden heb ik ervoor gekozen hen met het naar buiten gaan eerst hun jas te laten pakken en daarna de andere kinderen dat pas te laten doen. Op die manier gaat het er wat rustiger aan toe in de gang.
Wat betreft leerprestaties zijn er een paar kinderen die extra behoefte hebben aan spellinginstructie en een paar kinderen die specifieke behoeften hebben op het gebied van lezen.

INDIVIDUELE LEERPRESTATIES
27.  Op welk(e) leerstof gebied(en) hebben die kinderen behoefte aan een specifieke aanpak?
Spelling en lezen.
28.  Is er bij sommige leerlingen een duidelijk verschil in klassenprestaties en de scores op de screenings-onderzoeken (bijv. leerlingvolgsysteem)? Heb jij daar een verklaring voor?
Ja, sommige kinderen scoren in het leerlingvolgsysteem beter dan in de klas. Dit heeft denk ik te maken met tempoproblemen tijdens het werken in de klas.
29.  Zijn de zwakkere leerlingen nog gemakkelijk door jou te motiveren?
C: is moeilijk te motiveren, doet niet veel, is ook niet gewend veel te doen.
S: verschillend. De ene keer is hij heel makkelijk te motiveren, de andere keer gaat het moeilijker. Het ligt er vooral aan of de sfeer in de klas op dat moment rustig genoeg is.
R: is heel eenvoudig te motiveren.
D: verschillend. De ene keer eenvoudig te motiveren, de andere keer kost het wat meer moeite. Maar uiteindelijk lukt het eigenlijk altijd wel.
30.  Hoe ervaren die leerlingen hun leerproblemen?
Het gaat bij deze kinderen niet echt om leerproblemen. Ze zijn gewoon net wat zwakker op deze gebieden. Tijdens de lessen sociaal-emotionele ontwikkeling besteed ik veel aandacht aan het feit dat het niet erg is om ergens minder goed in te zijn dan anderen. Hierdoor merk ik dat de kinderen er meestal niet echt mee zitten dat ze ergens minder goed in zijn dan anderen.
31.  Heb je voldoende en adequate hulpmaterialen voor handen om deze kinderen goed te kunnen helpen?
Ja, er is voldoende tijd en hulp om deze kinderen te helpen.

GEDRAG EN WERKHOUDING
32.  Welke aanpak heb je voor leerlingen met gedrags/werkhoudingsprobemen?
Er zijn twee leerlingen met gedragsproblemen, S. en D. Ik probeer er vooral voor te zorgen dat er voor hen momenten zijn waarin ze hun rust weer even kunnen pakken.
33.  Ben je tevreden over die aanpak?
Ja, dit werkt erg goed.

OUDERS
34.  Hoe ervaren de ouders van leerlingen met specifieke behoeften de problemen van hun kind op school?
Echt problemen zijn er niet, maar als er iets is, gaan de ouders er over het algemeen goed mee om en vinden ze ook dat de school er goed in helpt.

LEERLINGEN MET SPECIFIEKE BEHOEFTEN
35.  Wie van die kinderen ervaar je als erg zwaar?
Ik ervaar eigenlijk geen van de kinderen als heel zwaar.
36.  Kun je in het kort omschrijven wat het probleem is?
37.  Is er voor die leerling(en) een adequaat handelingsplan voor in de klas aanwezig? Zo ja, hoe ziet dat handelingsplan eruit? Zo nee, waarom niet?
Er is voor de kindere die specifieke leerbehoeften hebben wel een handelingsplan ja. Daarin staat beschreven op welk gebied er specifieke leerbehoeften zijn, hoe we daar aan tegemoet gaan komen, wat de doelen zijn, etc.
38.  Komt jouw lesgeven of lesplezier door die leerling(en) onder druk te staan?
Mijn lesgeven of lesplezier komt zeker niet onder druk te staan door leerlingen met specifieke leerbehoeften.
39.  Ervaar je het aantal leerlingen met specifieke behoeften in de klas als te zwaar om adequaat les te geven?
Nee, het gaat maar om een paar leerlingen die op een enkel gebied specifieke behoeften hebben.
40.  Vind je wel dat die kinderen op jouw school of in jouw klas thuis horen?
Jawel. Het feit dat een kind problemen heeft met spelling of lezen, wil niet zeggen dat het kind niet in een hoogbegaafde klas thuis hoort.

DE INTERN BEGELEIDER (IB-er)
41.  Welke taak / rol heeft de IB-er hier op school?
De IB-er en vooral RT-er haalt wel eens een kind uit de klas om daar mee aan het werk te gaan. Eén kind gaat vast elke week twee keer naar de RT-er. De IB-er ondersteunt ook.
42.  Voel je je als groepsleerkracht voldoende ondersteund?
Ja.

    Geen opmerkingen:

    Een reactie posten